Resultaten FETO trial bekend
Een internationaal onderzoeksteam onder leiding van UZ Leuven en de KU Leuven heeft een gerandomiseerde klinische studie over prenatale chirurgie (FETO) bij baby’s met een ernstig aangeboren middenrifdefect afgerond. De onderzoekers leveren het bewijs dat een operatie vóór de geboorte, in de baarmoeder, de overlevingskansen sterk verbetert voor een foetus met ernstige CHD. Ze raden aan dat de procedure wordt toegevoegd aan de behandelingsopties die aan de ouders worden aangeboden. De resultaten van de studie zijn vandaag gepubliceerd in het toonaangevende vakblad The New England Journal of Medicine
Het team heeft nu een wereldwijde klinische studie afgerond bij 287 zwangere vrouwen van wie de baby een matig of ernstig middenrifdefect had. De vrouwen werden door een computer willekeurig ingedeeld in twee groepen: de helft van de ongeboren baby’s kreeg foetale chirurgie, de andere helft kreeg geen operatie voor de geboorte. Na de geboorte kregen alle baby’s de standaard neonatale intensieve zorgen, en ten gepasten tijde een chirurgisch herstel van het defect.
De overlevingskans van baby’s met een ernstig middenrifdefect is door de ingreep meer dan verdubbeld: van 15 procent in de groep zonder chirurgie voor de geboorte, naar 40 procent in de groep met foetale chirurgie. Daarom zal foetale chirurgie nu als bijkomende behandelingsoptie worden aangeboden in UZ Leuven maar ook in het Radboudumc en het Sophia Kinderziekenhuis voor baby’s met een ernstige vorm van de afwijking. Natuurlijk blijft de keuze voor de behandeling aan de ouders.
Bij matige vormen van het defect, waarbij de baby’s 50 procent overlevingskans hebben, had de ingreep ook een positief, maar kleiner effect (+13%) en helaas wetenschappelijk onvoldoende significant.
Daarnaast bevestigden de onderzoekers dat de foetale operatie veilig is voor de moeder. Eerder onderzoek had al aangetoond dat de procedure geen problemen veroorzaakt voor een latere zwangerschap.
Een nadeel van foetale chirurgie is dat een kleine insnede in de baarmoeder nodig is. Die kan leiden tot het scheuren van de vliezen, lekken van vruchtwater en een vroegtijdige bevalling, wat de winst bekomen door de foetale chirurgie kan compromitteren. Het Leuvense team verricht nu al onderzoek om de procedure verder te optimaliseren om de risico’s te beperken, bijvoorbeeld door de camera verder te verkleinen of door een nieuwe ballon te gebruiken waarvan de klep vanop afstand kan geopend worden.
Bij de meer gematigde vorm van de aandoening willen de onderzoekers bepalen bij welke subgroepen van getroffen baby’s de ingreep het meest effect heeft. Om de overlevingskansen nog te verbeteren, onderzoeken ze ook geneesmiddelen die de zwangere vrouw kan innemen om extra longgroei bij de baby te stimuleren.
De operatie vereist een kleine insnede (3 mm) onder lokale verdoving bij de zwangere vrouw, waarna een miniatuurcamera doorheen de baarmoeder in de luchtpijp van de baby wordt ingebracht. De baby krijgt eerst een injectie tegen de pijn. Er wordt een ballonnetje ingebracht en opgeblazen om de luchtpijp te blokkeren, wat de longgroei van de baby stimuleert. Tijdens de zwangerschap is er geen lucht in de longen van de baby, maar produceren de longen vruchtwater in de baarmoeder. Door de luchtpijp tijdelijk te blokkeren, ontstaat een ophoping van het vocht in de longen, wat hun groei stimuleert. Enkele weken later wordt het ballonnetje weer verwijderd om de longrijping te stimuleren en de luchtpijp vrij te maken.
Zie verder de link naar het persbericht van het UZ Leuven